Lang geleden vierde ik met mijn ouders en twee zussen kerstvakantie in Yerseke. Als goede katholieken wilden wij met Kerstmis natuurlijk ter kerke gaan, maar er was in Yerseke geen katholieke kerk. Na diep nadenken kwamen mijn ouders tot de slotsom dat naar een protestantse kerk gaan minder erg was dan helemaal niet gaan. Daniël in de leeuwenkuil was geruster op een goede afloop dan mijn zussen en ik, nadat we te horen hadden gekregen dat we voor de protestanten geworpen zouden worden. We waren als de dood dat we als katholiek ontmaskerd zouden worden. Hoe maakten protestanten bijvoorbeeld een kruisteken, deden ze dat niet met de linkerhand? Protestanten slaan geen kruis, zei mijn moeder. Wij waren verbijsterd. Alleen een grondige voorbereiding kon ons nu nog redden. Wat moesten we doen wanneer we ter communie gingen? Protestanten gaan niet ter communie, zei mijn vader. We konden het amper geloven. Waarom gingen ze dan naar de kerk?
Het punt was dat wij thuis, in het katholieke zuiden, geen protestanten kenden. Mijn oma van vaderskant was weliswaar protestants opgevoed, maar zij had zich bekeerd om met opa te kunnen trouwen en was vervolgens de vurigste aanhanger van het gezag in Rome geworden. Haar achtergrond maakte niet dat wij milder over protestanten oordeelden. Integendeel, haar bekering maakte duidelijk dat het protestantisme een gebrek was dat men te boven kon komen, waardoor het des te laakbaarder was erin te volharden.
Eerste kerstdag. Judith die het legerkamp van Holofernes binnendrong was meer op haar gemak dan wij toen we ons in de Hervormde Kerk van Yerseke waagden. We zagen een groot kruis, waar Jezus aan ontbrak, en ook Maria kon ons geen bijstand verlenen. Gelukkig zijn wij, katholieken, meesters in list en bedrog, en door gewiekst onze lippen te bewegen alsof we psalmen zongen, wisten we ongeschonden het einde van de mis, pardon de dienst, te halen. Van opluchting sloeg mijn jongste zus een kruis, maar toen waren we al zowat in de auto.
Nooit had ik kunnen denken dat ik mijn leven met iemand uit het andere kamp zou delen. Tegenwoordig gebeurt het nog maar zelden dat ik me met een schok realiseer dat mijn vrouw van protestanten huize is. Het is dan alsof ik haar even door een omgekeerde verrekijker zie. Ik zie een mythologisch wezen – half mens, half protestant. Het volgende moment is ze gewoon weer mijn vrouw die tegenover me aan tafel zit.
Gepubliceerd in: PZC