MARCO KAMPHUIS

Marcus Aurelius

Marcus Aurelius (121-180) is geen dankbaar onderwerp voor biografen. De wetten van een goed verhaal eisen dat er aan een voorbeeldig leven tenminste een losbandige jeugd voorafgaat. Helaas, de deugdzaamheid van Marcus Aurelius kende geen slechte dag. Zijn tijdgenoten vonden hem een modelkeizer, en die reputatie heeft hij nog steeds. Om het beeld wat minder eenzijdig te maken is er wel op gewezen dat de vervolging van christenen tijdens zijn bewind toenam en dat hij ongenadig hard optrad tegen de Germanen in het Donaugebied. Daar kunnen we kort over zijn. Ja, het had Marcus Aurelius gesierd als hij de christenen met tolerantie en de Germanen met een diplomatieke missie tegemoet was getreden… en dan had hij in een moeite door de slavernij kunnen afschaffen en een vrouwelijke consul in Rome benoemen. Ook wijze mannen zijn natuurlijk slechts mannen van hun tijd.

Het kon de keizer-filosoof zelf trouwens niet schelen hoe wij over hem zouden denken. ‘Kort is zelfs de langste roem bij het nageslacht, bovendien afhankelijk van de overlevering door armzalige stervelingen […] die zichzelf niet eens kennen, laat staan iemand die al lang dood is.’ Dat schreef hij in de tekst die de reden voor zijn nog altijd voortdurende populariteit is, het filosofische werk dat in vertaling titels als MeditationsPensées en Selbstbetrachtungen draagt, en dat in het Nederlands verkrijgbaar is in twee versies: Overpeinzingen en Persoonlijke notities. (Ik citeer in dit artikel uit laatstgenoemde vertaling van Simone Mooij-Valk.) Het gaat om aantekeningen die niet voor publicatie, maar puur voor eigen gebruik bedoeld waren; vaak zijn het aansporingen en vermaningen tot zichzelf. ‘Tot zichzelf’ is ook de letterlijke vertaling van de Griekse titel waaronder het geschrift is overgeleverd: Ta eis heauton. Hij schreef deze notities grotendeels in een legerkamp aan de noordgrens van het Romeinse rijk, in de jaren dat hij aan bovengenoemde Germanen de handen vol had. Dat moet een zware tijd voor hem geweest zijn, want anders dan Julius Caesar was hij geen geboren militair, en hij zag het schrijven als een manier om zich in de filosofie terug te trekken. In het legerkamp schreef hij: ‘Dit kun je wel zeggen van de mens en zijn leven: de duur ervan is een stip, de materie veranderlijk als stromend water; zijn waarneming is vaag, zijn lichaam bestemd om uit elkaar te vallen en tot ontbinding over te gaan, zijn ziel dolend, zijn lot ondoorgrondelijk, zijn reputatie niet op een redelijk oordeel gegrond. Kortom, al het lichamelijke is als een rivier, al het geestelijke droom en illusie. Het leven is een strijd en een verblijf in een vreemd land, en roem bij het nageslacht is vergeten worden. Wat kan ons dan een veilige doortocht geven? Enkel en alleen de filosofie.’

Steeds weer herhaalt Marcus Aurelius in zijn notities de stoïcijnse leefregels die hij al in zijn jeugd als richtsnoer heeft gekozen. Herhaling is belangrijk in het stoïcisme: door herhaling moet iemand zich de eenvoudige basisgedachten werkelijk eigen maken, zodat hij er ook naar gaat handelen. Het beste is om citaten uit het hoofd te leren, dan heb je ze op elk moment bij de hand. Toegegeven, door de aanhoudende beklemtoning van de vluchtigheid van het bestaan is Persoonlijke notities geen meeslepende lectuur. Het is veel meer dan dat: het is een boek om dagelijks open te slaan, een boek dat binnen de kortste keren vol onderstrepingen en uitroeptekens komt te staan. Wie zich in het stoïcisme wil verdiepen kan ook Seneca lezen, dat is eerlijk gezegd vermakelijker, maar de wetenschap dat Marcus Aurelius, in tegenstelling tot Seneca, ook echt naar zijn leer leefde, maakt hem tot een geschikter rolmodel. We leven nu eenmaal meer volgens voorbeelden dan volgens de rede, zoals de Romeinen al zeiden.

Marcus werd in 121 geboren in de bestuurlijke bovenlaag van Rome. Zijn familie was afkomstig uit Spanje, net als Seneca. Na de vroege dood van zijn vader werd hij geadopteerd door zijn grootvader. Op 17-jarige leeftijd werd hij nogmaals geadopteerd, nu door Antoninus Pius, die op zijn beurt de adoptiefzoon van keizer Hadrianus was. Kennelijk waren de talenten van de jonge Marcus zo opvallend, dat Hadrianus hem al enige tijd in het vizier had als zijn opvolger, maar op het moment van Hadrianus’ overlijden was hij nog te jong, zodat hij in de wachtkamer voor keizers moest plaatsnemen en Antoninus Pius hem voorging. Antoninus Pius was een uitstekend voorbeeld voor Marcus: een milde, evenwichtige, bescheiden keizer die, anders dan Hadrianus, geen dure paleizen liet bouwen. Marcus ging bij zijn nieuwe vader wonen en werd voorbereid op het hoogste ambt. Voor de uiterst belangrijke lessen in retorica werd Marcus Cornelius Fronto ingeschakeld, een succesvol advocaat en redenaar. Dat roem vergankelijk is, blijkt uit het geval Fronto. Hij is de geschiedenis ingegaan als het summum van welsprekendheid, en bleef dat tot 1815, toen er een deel van zijn correspondentie opdook, toevallig die met zijn leerling Marcus, zodat we dit genie ook echt konden gaan lezen – waarop zijn koersen als redenaar onmiddellijk daalden. Voor het inzicht in Marcus’ ontwikkeling was de vondst van de manuscripten echter goed nieuws; door zijn vurige brieven aan zijn twintig jaar oudere leraar komt Marcus Aurelius voor de moderne lezer nog dichterbij dan door zijn latere Persoonlijke notities. We zien hoe ijverig de kroonprins zich op Fronto’s slaapverwekkende retorische oefenstof stort, en hoe tactvol hij hem later blijft bejegenen, wanneer hij allang doorheeft dat hij van de in archaïsmen grossierende schoolfrik niets meer kan leren. Fronto van zijn kant was begrijpelijkerwijs verguld met zijn hooggeplaatste pupil (niet voor niets bewaarde hij hun briefwisseling zo goed), hoewel het voor hem wel slikken was toen Marcus zich van de retorica tot de filosofie wendde.

Romeinen waren bestuurders, en de opleiding van jongens van goede komaf draaide om de kunst van het spreken in het openbaar. Filosofie had natuurlijk een plaats in het curriculum, maar al te veel aandacht daarvoor wekte onrust, dat was eerder iets Grieks dan Romeins. In dit opzicht had de kroonprins al vroeg verdachte neigingen. Op twaalfjarige leeftijd nam hij in een streven naar filosofische onthechting het besluit op de grond te slapen; toen zijn moeder daar bezwaar tegen maakte werd een hard bed het compromis. Toen hij vijfentwintig was koos Marcus volledig voor de filosofie, ten nadele van de retorica. Een andere leraar, de stoïcijn Rusticus, speelde daarin een cruciale rol. In de dankbetuigingen waarmee Persoonlijke notities begint, wijdt Marcus slechts drie regels aan Fronto, maar over Rusticus schrijft hij: ‘Van Rusticus: dat ik begrepen heb dat het karakter correctie en zorg nodig heeft; dat ik mij niet heb laten verleiden tot ambitieuze beoefening van de retoriek, het schrijven over puur theoretische onderwerpen […]. Dat ik afstand genomen heb van retoriek, poëzie en gepolijste taal. Thuis niet in toga rond te lopen en dat soort aanstellerij achterwege te laten; brieven te schrijven in een simpele stijl […] En dat ik de Colleges van Epictetus heb leren kennen, waarvan hij mij zijn eigen exemplaar leende.’

Tegenwoordig gelden Seneca, Epictetus en Marcus Aurelius als de boegbeelden van het Romeinse stoïcisme. Hun levens overlapten elkaar gedeeltelijk in de eerste en tweede eeuw. Opvallend is dat de beroemde Seneca door beide stoïcijnse opvolgers wordt doodgezwegen. De waarschijnlijke verklaring is dat zijn naam te zeer besmet was geraakt doordat hij als Nero’s adviseur was opgetreden. In tegenstelling tot Seneca, die briljant schipperde tussen stoïcijnse verzaking van wereldse goederen enerzijds en anderzijds het kapitaal dat keizer Nero hem toeschoof, was Epictetus recht door zee. Hij was als slaaf geboren en bekwaamde zich na zijn vrijlating in de filosofie. De door hem in Nicopolis, in het noordwesten van Griekenland, gestichte filosofieschool werd door veel jonge Romeinen van aanzienlijke afkomst bezocht. Hij stelde zelf niets op schrift, maar door de aantekeningen van een van zijn studenten kennen we wat bekendstaat als de Colleges. Een uittreksel hieruit werd onder de titel Encheiridion of Handboekje, ook wel Zakboekje, snel populair in Rome. Populair is het tegenwoordig nog steeds, als kernachtige samenvatting van het stoïcijnse gedachtegoed.

De allerbelangrijkste uitspraak van Epictetus is deze: ‘De werkelijkheid is in twee categorieën te verdelen: wat wel in onze macht ligt en wat niet in onze macht ligt.’ Wat in onze macht ligt is – kort gezegd – ons denken en handelen. Van al het andere – bijvoorbeeld gezondheid, materieel eigendom, reputatie – zegt Epictetus niet alleen dat het geen zin heeft je er druk over te maken, maar ook dat die dingen niet goed of slecht, maar per definitie neutraal zijn. (De Griekse term is adiaphora, ‘de dingen die geen verschil maken’.) Zulke zaken zijn afhankelijk van de loop der dingen, die door stoïcijnen vaak wordt aangeduid als rede (Logos), kosmos of God (Zeus). Je doet niets aan de wisselvalligheden van het lot, ertegen vechten is de zekerste manier om ongelukkig te worden. Een andere elementaire uitspraak van Epictetus is: ‘Mensen worden niet in verwarring gebracht door de gebeurtenissen, maar door hun opvattingen over de gebeurtenissen.’ Daaruit volgt dat we niet lijden onder ziekte, armoede of onvrijheid, maar alleen onder het idee dat ziekte, armoede of onvrijheid onaangenaam zijn. Dit inzicht verschaft de hoogste vrijheid. Marcus formuleert het zo: ‘Doe je oordeel weg, en weg is je gevoel “ik ben benadeeld”. Neem dat gevoel weg en weg is het nadeel zelf.’

De wijsheden van Epictetus maakten diepe indruk op Marcus. Hij was inmiddels getrouwd en kreeg, na een dochter, een tweeling; beide jongens stierven binnen een jaar. Het lot verschafte hem, wrang gezegd, gelegenheid de stoïcijnse theorie te toetsen aan de praktijk. In de loop van zijn leven zou hij zich geconfronteerd zien met de dood van zijn vrouw, Faustina, en van ten minste acht kinderen. Dat hij veel van zijn kinderen hield, valt op te maken uit zijn correspondentie met Fronto. Toch droeg hij elk verlies zonder klagen. ‘Denk dus bij alles wat je zou kunnen doen lijden eraan deze stelregel toe te passen: dit is geen ongeluk, maar het is een geluk het dapper te dragen.’

Marcus was veertig toen hij, na de dood van Antoninus Pius, keizer werd. Omdat hij de last van het keizerschap wilde delen, werd Lucius Verus, eveneens door Antoninus Pius geadopteerd, mede-keizer. Lucius Verus kreeg dezelfde titels als zijn adoptiefbroer, maar voor de Romeinse bevolking was Marcus Aurelius toch de ware keizer. Daar kwam bij dat Lucius zich de keizerlijke gunsten wat al te goed liet smaken; in vergelijking kwam de soberheid van Marcus nog mooier uit.

Zo ijverig als hij vroeger zijn huiswerk had gemaakt, zo toegewijd vervulde hij nu zijn plichten als keizer. Zelfs Fronto maande hem schriftelijk dat de boog niet altijd gespannen kan zijn, maar Marcus Aurelius was nu eenmaal een uiterst serieuze man (men heeft hem één keer zien lachen). Dat hij zich bij gladiatorenspelen in het amfitheater zichtbaar niet vermaakte en in zijn loge ambtelijke stukken zat te lezen, wekte irritatie bij het publiek, maar de waardering voor zijn harde werken, zijn bescheidenheid en zijn mildheid als hoogste rechter overheerste ruimschoots. Men zag dat de absolute macht hem, in tegenstelling tot zoveel voorgangers, niet corrumpeerde. Dit was dan ook een man die vond dat je niet alleen in je handelen, maar ook in het diepst van je denken eerlijk moest zijn: ‘Je moet je aanwennen alleen zulke gedachten te hebben dat, als iemand je onverwacht vroeg: “Waar denk je aan?” je direct vrijuit zou kunnen antwoorden: “Dit en dat”.’

De gunstige beoordeling die hij kreeg – waar hij uiteraard koud onder bleef: ‘Iets wordt niet beter of slechter door lof’ – was des te verdienstelijker omdat Rome tijdens zijn regeerperiode met grote problemen kampte, waaronder mislukte oogsten en hongersnood, uitbraken van besmettelijke ziekten, een opstandige generaal, en militaire dreiging aan de noord- en oostgrens van het rijk. Om het moreel van de troepen te versterken zagen keizer en mede-keizer zich uiteindelijk genoodzaakt persoonlijk naar het betwiste Donaugebied te reizen. Lucius Verus stierf onderweg; Marcus Aurelius verbleef zeven jaar bij zijn leger, leverde redelijk succesvol slag en werkte tussen de bedrijven door aan zijn Persoonlijke notities. Toen de rust in het noorden hersteld was, moest hij naar het oosten, vanwege die opstandige generaal, en daarna bleken de Germanen in het noorden zich toch weer te roeren. Terug in het legerkamp aan het front werd hij ernstig ziek, waarop hij zich van eten en drinken onthield om zijn dood enigszins te versnellen. Hij stierf als een ware stoïcijn, dat wil zeggen dat hij de ontroostbare achterblijvers zachtzinnig terechtwees om hun niet-filosofische verdriet. Misschien was dit zijn laatste gedachte: ‘Herinner je wat je hebt doorgemaakt, wat je hebt kunnen verduren; dat de geschiedenis van je leven voltooid is en je dienst volbracht; hoeveel mooie en goede dingen je hebt gezien, hoeveel lust en pijn je hebt veracht, hoeveel eerbewijzen je hebt versmaad, hoevelen je hebt ontzien, die jou niet ontzagen.’ Hij werd achtenvijftig jaar oud.

Al bij zijn leven werd hij ‘keizer-filosoof’ genoemd, maar dat er een filosoof keizer was geweest, viel uit zijn beleid niet op te maken. Hij was er niet op uit het maatschappelijk bestel te veranderen, en wanneer er oorlog gevoerd moest worden, voerde hij oorlog. Hij huldigde de typisch stoïcijnse opvatting dat het lot hem nu eenmaal de rol van keizer van Rome had toebedeeld, en dat hij die rol naar beste vermogen moest spelen. Als zijn grote fout wordt hem aangerekend dat hij zijn voor het keizerschap totaal ongeschikte zoon Commodus als zijn opvolger aanwees (in tegenstelling tot wat Ridley Scotts film Gladiator wil doen geloven). De blijvende verdienste van Marcus Aurelius zit in de levensfilosofie die hij heeft nagelaten, die merkwaardig onthechte Persoonlijke notities van hem, die nog veel merkwaardiger zijn als je bedenkt dat ze onder wapengekletter werden neergeschreven door de machtigste man ter wereld. ‘Roem: kijk eens hoe de mensen denken, wat ze najagen en wat ze willen vermijden. En bedenk dat, zoals zandkorrels over elkaar heen stuiven en de latere de eerdere bedekken, zo ook in het leven het eerdere in zeer korte tijd afgedekt wordt door wat eroverheen komt.’

Bronnen:

Marcus Aurelius, Persoonlijke notities. Vertaald, ingeleid en van aantekeningen voorzien door Simone Mooij-Valk

Marcus Aurelius, Evenveel van jou als van mezelf. Correspondentie met Marcus Fronto. Vertaald en toegelicht door Vincent Hunink

Anton van Hooff, Marcus Aurelius. De keizer-filosoof

Frank McLynn, Marcus Aurelius. Warrior, Philosopher, Emperor 

Bovenstaand artikel verscheen in licht gewijzigde vorm in Filosofie Magazine 11/2019

Share:

Facebook
Twitter
Pinterest
LinkedIn
Overige artikelen