MARCO KAMPHUIS

Julia Franck

Een van de heilzame aspecten van lezen is dat het je in staat stelt iets verschrikkelijks mee te maken zonder dat je zelf gevaar loopt. Lucretius schrijft in De rerum natura (in de vertaling van Piet Schrijvers): ‘Heerlijk om bij een zware storm vanaf het land/ een ander te zien zwoegen op de wijde zee,/ niet dat andermans ellende zulk genoegen schenkt,/maar wel de aanblik van het aan jou bespaarde leed.’ Zo ken ik iemand die het ene na het andere boek over de Eerste Wereldoorlog leest; los van het feit dat die oorlog schitterende literatuur heeft opgeleverd, heeft hij het gewoon nodig zich bij het dichtslaan van zijn boek uit de loopgraaf op te hijsen en te denken: ‘Dan valt het hier eigenlijk nog mee.’ Vergeleken bij de illustere katharsis die Aristoteles aan literatuur (met name de tragedie) toeschrijft, is dit misschien oppervlakkig ramptoerisme, maar het werkt wel, het helpt de eigen situatie te relativeren – je telt je zegeningen.


De afgelopen week ben ik de ademloze getuige geweest van het zwoegen onder zware storm van Julia Franck, de Duitse schrijfster (Berlijn, 1970) die met de roman De middagvrouw een internationale bestseller schreef. Nu is Werelden uit elkaar verschenen, een autobiografie. Tenminste, is het een autobiografie? Het heeft er de schijn van: de namen van de personages en de feiten komen, voorzover we weten, overeen met die uit Francks eigen leven. Toch staat er ‘roman’ op het omslag, wat betekent dat de auteur niet pretendeert de werkelijkheid te beschrijven. In een voorwoord verklaart ze dat we de wereld allemaal vanuit ons eigen perspectief bekijken, en dat onze visie en die van anderen vaak ‘werelden uit elkaar’ liggen. Dat lijkt nogal evident, maar de geschiedenis die Franck te vertellen heeft is dermate brisant, dat je je kunt voorstellen dat ze zich gedwongen heeft gevoeld zich in te dekken.

Lees verder in NRC.

Share:

Facebook
Twitter
Pinterest
LinkedIn
Overige artikelen